Eeuwfeest

Home  >>  Eeuwfeest

Eeuwfeest maar ouder dan 100!
Korenmolen De Ruiter

Het stukje Nederland dat inmiddels als beschermd “groen” bekneld is komen te zitten tussen het Amsterdam-Rijnkanaal, de Bijlmermeer en het richting Loosdrecht uitgewaaierde Hilversum, was vroeger gewoon een plek waar werd geleefd en gewerkt. De molens stonden er niet voor het opwekken van fietstochtjes, romantische bespiegelingen en gedichten. Ze waren er om de polders te bemalen (poldermolens) en om tarwe, gerst en ander graan tot meel te malen (korenmolens). De Vreelandse korenmolen De Ruiter staat er sinds 1911. Toch is De Ruiter geen jonge molen, want grote delen van zijn indrukwekkende constructie dateren reeds uit 1776 ! Voordat hij naar Vreeland verhuisde was De Ruiter een poldermolen die in Barsingerhorn, iets ten oosten van Schagen, dienst deed om het water in de lokale Noord-Hollandse polders op peil te houden.

Voorgangers

Op de plek waar nu De Ruiter staat hebben sinds de 17de eeuw al korenmolens gestaan. Volgens het Nieuwe Utrechts Molenboek (editie 1991) zou de oudst bekende voorganger van De Ruiter een standerdmolen zijn geweest. Een standerdmolen is een lage vierkante molen op “pootjes”, zonder huisje of schuur eronder. Daarna volgde een achtkante grondzeiler. Een grondzeiler rijkt met zijn wieken tot net iets boven de grond. Zoals het Molenboek beschrijft, is een achtkante molen “opgebouwd uit acht hoekstijlen, met daartussen diverse balken die ter versteviging dienen.” Deze molen is waarschijnlijk een “binnenkruier” geweest. Kruien betekent “in beweging zetten” en voor een molenaar betekent kruien het op-de-wind-draaien van de wieken. Een binnenkruier is een molen waarin het op-de-wind-zetten binnen in de molen gebeurd.

J.Th. de Heus verkoopt zijn achtkanter

In de zomer van 1909 kondigt molenaar De Heus, eigenaar van de achtkante korenmolen, per plakkaat aan: “Donderdag 30 Sept. 1909, ’s nam 1 uur, wordt te Vreeland in ééne zitting publiek verkocht, wegens hoogen leeftijd van den eigenaar: Een welbeklante, in volle werking zijnde Achtkante windkorenmolen, werkende met 2 stel steenen, benevens afzonderlijk steenen gebouw, waarin 2 stel andere steenen, gedreven door een solieden petroleummotor (14 P.K.), molenaars- en knechtswoningen, paardestal, wagenloods, hooiberg, erven, tuin en verder toebehoren, aan de rivier de Vecht, onmiddelijk bij het dorp Vreeland, samen groot 20.32 are. De thans aan den molen annexe zaak in granen en veevoeder kan door den kooper worden voortgezet, aangezien de tegenwoordige eigenaar die zaak niet aanhoudt en ook niet aan een ander overdraagt. Verplichte overname van paard, wagen, zakken en verderen lossen inventaris voor f 375, boven den koopprijs. Elken werkdag te bezien.” De Heus verkoopt zijn molen, het paard, de inventaris, de opstallen en z’n goedlopende “zaak” aan Hendrik van de Poll.

Brand !

Op 15 juni 1887 stelde de Raad van de gemeente Vreeland een nieuw “Algemeen Reglement van Policie” vast. Artikel 34 van het reglement luidde: “De eigenaars of huurders van windmolens zijn gehouden te zorgen dat zich ten allen tijde in den molen en zoo nabij mogelijk van het luik, een waterbak bevinde van tenminste veertig liter inhoud, dat daarbij steeds een goede wateremmer aanwezig zij, en dat de bak altijd behoorlijk zij gevuld met water, of, bij vorst, met pekel, van zulke sterkte dat het niet kan bevriezen.” Tien jaar later, in 1907, stelde de Raad in de “Algemene Politieverordening” vast: “Ieder, die brand ontdekt, moet hiervan inmiddelijk den Burgemeester, den commandant en den brandmeester of plaatsvervangend brandmeester, die het dichtst in de nabijheid woont, kennis geven of doen geven en verder het gevaar door alle in zijn macht staande middelen ter algemeene kennis brengen.” (4) In maart 1910, nog geen half jaar nadat Van de Poll de achtkanter van de Heus had gekocht, en geheel tegen alle gemeentelijke verordeningen en voorschriften in, brandde de achtkante binnenkruier geheel af. Bij het tot stilstand brengen van de wieken waren de “remmen” oververhit geraakt en was de molen in brand gevlogen. Een eerste bluspoging leek gelukt, maar later in de nacht vatte de molen ontbrandde de molen toch weer. Van de Poll zat met de gebakken peren, maar hij liet het er niet bij zitten.

Wederopbouw …..

Direct na de brand laat Van de Poll aan Burgemeester en Wethouders weten “dat, Hij voornemens is te bouwen een Windkorenmolen op een terrein kadastraal bekend Sectie B 286. Een en ander volgens bijgaande tekening en omschrijving in duplo; dat, als bouwmeester van dit werk zal optreden, de Heer A. Wijnolen, Mr Molenmaker te Voorthuizen; dat, Hij hiertoe vooraf uwe vergunning behoeft; Redenen waarom hij verzoekt hem deze vergunning wel te willen verlenen.” Reeds op 27 Mei verleent de Gemeente vergunning tot het “weder opbouwen” van de molen. “De Windmolen zal gebezigd worden tot het drijven der maalstenen, welke bestaan uit drie koppel.” Op 13 juni ondertekent burgemeester Jonkheer J.A.F. Backer vervolgens het besluit van B&W om Van de Poll “VERGUNNING TE VERLEENEN tot het oprichten van een Wind Koorenmolen”. De wederopbouw kan beginnen. Erst nog even een molen zoeken.

….. maar wel “tweedehands”

In die tijd werden overal in ons land molens afgebroken. Wat resteerde was de waarde van het hout. Het behoeft weinig uitleg waarom Nederlands nationale symbool aan het begin van de twintigste eeuw in rap tempo als brand- of timmerhout van de hand ging. De “petroleummotoren” hadden hun intrede gedaan en de maalstenen en de poldergemalen konden nu draaien wanneer de molenaar dat wilde, onafhankelijk van de wind. Nu, honderd jaar later, willen we weer van de petroleum af en terug naar de wind. Het kan verkeren. Hoe dan ook, Van de Poll plaatst aan advertentie in het tijdschrift “De Molenaar” en in Barsingerhorn vindt hij een grote achtkante binnenkruier. Het is de beste van één van vier poldermolens die door de komst van de petroleummotoren overbodig was geworden. Hij koopt de molen van het Hoogheemraadschap “De Noorderkoggen” en laat van de belangrijkste onderdelen van de molen een vlot bouwen om deze zo over water naar Vreeland te vervoeren. Bij de wederopbouw wordt de molen wel grondig veranderd. Hij wordt omgebouwd van poldermolen naar korenmolen en het kruiwerk wordt naar de buitenkant verplaatst. Ook wordt de molen op een drie meter hoge stenen voet geplaatst. Op de koningsspil valt nu nog steeds te lezen: “BIB.RCI 1735.” Het jaar waarin de molen in Noord-Holland werd gebouwd.